Hoofdstuk 1
Kachelmuziek
Als je op een goede dag fietsbanden aan een rubberplant ziet
groeien, ga dan niet denken dat je droomt. De werkelijkheid
kan soms de stoutste verbeelding overtreffen.
Dat waren ongeveer de gedachten van Dirk Talboom, terwijl hij
naar de muziek luisterde die door het open raam zijn kamer
binnendrong. Want die muziek kwam uit het straalkacheltje van
Nora Pinters.
Nora woonde aan de overkant van de straat. Ze had haar
kacheltje op de vensterbank gezet, zodat iedereen haar
wonderlijke aanwinst goed zou kunnen horen.
Het was een ouderwets kacheltje met vrij dikke gloeielementen.
Nora had het pas geleden tweedehands gekocht en
toen ze het ging proberen kwam er niet alleen warmte, maar ook
muziek uit. Het werkte als een radiotoestel en ze kon er de
plaatselijke zender mee ontvangen. Terwijl Dirk bij het raam
stond na te denken over de oorzaak van het wonder, naderde een
auto die met draaiende motor voor het huis van Nora
stilhield.
De man die naast de chauffeur zat stapte uit. Hij droeg een
sportieve hoed, een donkere bril met gestreepte randen en een
tamelijk opzichtige jas. Hij verkende vlug de verlaten straat
en liep naar het raam waar het kacheltje stond te spelen.
Terwijl hij het met de linkerhand beetpakte, gaf hij met de
rechterhand het snoer een flinke ruk, zodat de stekker in de
kamer uit het stopcontact schoot. Met het kacheltje in de hand
sprong hij als de bliksem weer in de auto.
In de haast om weg te komen sloeg de motor af. De chauffeur
probeerde de motor aan te zetten, nog eens, en nog eens...
Doordat de muziek ophield had Nora de diefstal bemerkt. Om
tijd te winnen klom ze door het raam, holde naar de auto en
trachtte het portier open te rukken.
'Geef mijn kacheltje terug,' riep ze en ze bonkte op de
ruit.
Op dat ogenblik kreeg de chauffeur de motor eindelijk aan de
gang en reed weg. Nora rende een paar passen mee met de
rijdende auto en wipte op de achterbumper. Ze klampte zich met
beide handen vast aan de imperiaal die op het dak was
gemonteerd.
Dirk had het voorval uit zijn kamer gevolgd. Alles was zo vlug
gegaan dat hij amper tijd kreeg zich erover te verbazen. Hij
boog door het raam om de verdwijnende auto na te kijken.
Behalve Dirk was niemand er getuige van geweest.
De twee kerels hadden intussen het ongewenste gezelschap
achter op de auto in de gaten gekregen. Nog voor de wagen
helemaal stilstond sprong de begeleider eruit. Nora wipte
strijdlustig van de bumper en kwam naar hem toelopen. Maar de
strijd was te ongelijk. Hij overmeesterde vlug de
tegenspartelende jongedame. Omdat ze 'help!' begon te roepen
drukte hij haar een hand op haar mond en duwde haar achter in
de auto. Toen reden ze in grote vaart weg.
Zodra Dirk hen om de hoek zag verdwijnen, kwam hij op zijn
beurt in actie. Hij wipte over z'n bed en was in twee sprongen
bij de deur. Commissaris Talboom schrok uit zijn middagdutje
op door het leven dat zijn zoon in de boven hem liggende kamer
maakte. Zijn vrouw Ida sprong op en keek naar de lamp die door
het gebons heen en weer schommelde. Talboom voelde de
ontstemming om de verstoorde si�sta in zich opborrelen. Maar
voor hij kon foeteren kwam Dirk als een lawine de trap
afgestormd. Hij wierp de deur van de woonkamer open.
'Twee kerels hebben zo�ven Nora Pinters geschaakt en haar
kacheltje gestolen,' riep hij uit.
Ida keek haar zoon bezorgd aan en nam hem bij de arm: 'Dirk,
wat is er met je? Voel je je niet lekker?'
'Zo gezond als een vis en goed bij m'n verstand,' verzekerde
Dirk met zo'n onwaarschijnlijke ernst, dat zijn vader dacht
dat hij er een grapje van maakte.
'Kijk eens, Dirk,' begon Talboom, 'als je denkt dat je grappig
bent...'
'Het is echt gebeurd,' onderbrak Dirk ge�rgerd om de kostbare
tijd die verloren ging. 'Ik heb alles duidelijk uit mijn raam
zien gebeuren.'
De commissaris bromde wat.
'Er moet vlug gehandeld worden,' drong Dirk aan.
Talboom stond eindelijk uit zijn stoel op en ging naar de
telefoon.
'Heb je het nummer van de auto opgenomen?'
'N.V. 139.'
'Kleur en merk van de wagen...?'
'Een oude Citro�n 11 P.K., donkergrijs.'
Commissaris Talboom gaf de inlichtingen door aan de mobiele
brigade met het verzoek hem dadelijk van alle nieuws op de
hoogte te houden.
Een paar uren later zat commissaris Talboom op zijn bureau aan
het rapport te werken, terwijl Dirk met groeiend ongeduld
stond te wachten en met zijn vingers op de ruit trommelde. De
commissaris las de tekst nog eens door.
'Een fraaie geschiedenis,' mopperde hij. 'Een zingend
straalkacheltje en een geschaakte jongedame...!' Hij wendde
zich tot Dirk. 'Dat zulke dingen uitgerekend in mijn district
moeten gebeuren...'
Telefoongerinkel onderbrak zijn commentaar. Hij luisterde naar
de boodschap en bromde af en toe iets dat zowel ja als nee kon
betekenen. Talboom legde de hoorn weer op de haak. Hij stak
zijn onderlip vooruit. Dat was geen goed teken.
'Is er nieuws?' polste Dirk, omdat zijn vader zo lang draalde
met de mededeling.
'Dood spoor. Ook op het registratiebureau. De nummerplaat van
de auto was natuurlijk vals.'
'Wat gebeurt er nu?'
'Voorlopig niets.'
'Nora loopt vast en zeker gevaar.'
'Het rapport is opgemaakt, het signalement verspreid en het
onderzoek ingesteld. De rest is werk voor de recherche,'
antwoordde Talboom.
'Ik vind dat er iets gedaan moet worden!'
'Wat dan?' klonk het droogjes.
'Kan me niet schelen...'
Talboom glimlachte om de voortvarendheid en de jeugdige
overmoed van zijn zoon.
Een agent bracht een briefje. Talboom keek het in.
'Weet je wat je doet, Dirk?'
De jongen spitste de oren, in de hoop dat er toch wat
ondernomen zou worden.
'Laat me alleen,' verzocht zijn vader met een tinteling van
spot in de ogen. 'Iemand moet me spreken over een dringende
zaak.'
Dat zijn vader hem er nu ook nog tussen nam, werd Dirk te bar.
Hij behandelde hem als de eerste de beste kwajongen. Dirk kon
wel uit zijn vel springen van woede. Hij verliet het bureau
zonder een woord te zeggen en sloeg de deur hard achter zich
dicht.
Dirk bleef geruime tijd op een bank in de buurt van het
politiebureau zitten nadenken. Wie weet wat er met Nora was
gebeurd. Ze zouden misschien nooit meer iets van haar horen.
Dat geval konden ze dan toevoegen aan de reeks van de vele
onopgeloste misdrijven. Het groeide in zijn fantasie uit tot
een vlek die zijn zin voor orde en rechtvaardigheid
aantastte.
Dirk had vroeger al besloten een baan bij de politie of het
gerecht te zoeken, zonder precies te weten wat. Maar nu, door
het geval Nora Pinters, wist hij opeens duidelijk wat hij
wilde. Hij zou bij de recherche gaan. Het daadwerkelijk
bestrijden van de misdaad zou zijn levensdoel worden. Dat leek
hem zo geweldig dat hij er een brok van in zijn keel
kreeg.
Tenslotte stond hij op en slenterde verder. Hij ging zo in
zijn toekomstplannen op dat hij tegen een reclamebord botste.
Hij dacht dat het een persoon was en wilde zich
verontschuldigen. Toen merkte hij pas dat het bord een kok
voorstelde met een spijskaart in zijn hand. Het was hem
evenmin opgevallen dat een auto hem reeds een tijdje volgde en
toen stilhield. Het was een lelijk eendje. De bestuurder
stapte uit en ging achter Dirk aan. De man droeg een
lichtbruin geruit pak, een hoed van dezelfde stof en een bril.
Hij was middelmatig van gestalte en zag er onopvallend uit.
Dirk bleef staan, scheen zich te bedenken en keerde zich om.
Hij liep regelrecht op de man af, die hem de weg versperde.
Toen Dirk wilde uitwijken deed hij een pas in dezelfde
richting, zodat de jongen hem wel moest aankijken.
'Axel Nort!' riep Dirk verrast uit.
'Hallo Dirk.' Nort drukte de uitgestoken hand en plaagde: 'Jij
liep aan een meisje te denken... En ik zal je zeggen hoe ze
heet: Nora Pinters.'
Dirk keek Nort met open mond aan. Zaten er in die bril van hem
soms radarglazen waarmee hij gedachten kon lezen? Na het
muzikale kacheltje en zijn vreemde nasleep van gebeurtenissen
was Dirk bereid van alles te geloven.
Nort nam hem mee in zijn auto en reed met Dirk naar het huis
van Nora. Onderweg stelde hij een reeks vragen waaruit bleek
dat hij volkomen op de hoogte was van de vreemde geschiedenis,
die hem erg interesseerde. Hij liet zich in de Duinstraat
precies uiteenzetten hoe alles in zijn werk was gegaan.
Op de plaats waar de begeleider Nora had vastgegrepen en in de
auto geduwd zag Nort een knoop op het trottoir liggen. Dirk
wilde hem oprapen, maar Nort was hem voor.
'Pas op, vingerafdrukken,' waarschuwde hij.
Met een pincet pikte Nort de knoop op. Hij legde hem op een
stukje vloeipapier en onderzocht hem nauwkeurig.
'Hij heeft aan een dure, sportieve jas gezeten. De stof
verraadt smaak, alhoewel een tikje snob...'
'Hoe weet u dat?' vroeg Dirk verbluft.
'Alleen bij goed handwerk zit een knoop zo stevig vastgenaaid
dat je een stukje stof mee afrukt.' Nort liet het zien. Hij
wikkelde de knoop in het vloeipapier en vroeg peinzend:
'Waarom hebben die kerels Nora ontvoerd?'
'Het is mij een raadsel.'
'Denk 's goed na.'
Dirk deed het, zonder resultaat, zodat Nort zelf lakoniek
besloot:
'Omdat ze niet anders konden. Ze zijn voor het straalkacheltje
gekomen. Ze hebben Nora alleen maar meegenomen omdat ze haar
niet kwijt konden raken.'
'Zou dat kacheltje dan zoveel waarde hebben?'
'Voor hen wel, zou ik zo zeggen.'
'Omdat het als een radio werkt?' vroeg Dirk zich af. 'Er
worden soms belangrijke uitvindingen door een toeval ontdekt,'
ging hij verder. 'Dan zit er misschien een radiofabrikant
achter...'
'Elke veronderstelling is waard dat men er rekening mee houdt,
tot ze door de feiten wordt weerlegd.'
Nort zei dat op zo'n neutrale toon, dat je onmogelijk kon
raden wat hij er precies mee bedoelde.
''t Zou niet de eerste keer zijn dat een uitvinding gegapt
wordt,' meende Dirk. 'Als zo'n radiofabrikant van een spelend
straalkacheltje hoort, denkt hij vast: daar zit muziek
in!'
'Had juffrouw Pinters dat straalkacheltje al lang?' vroeg
Nort.
'Ze heeft het pas gekocht.'
'Waar?'
'Bij Elia.'
De winkel van Elia lag aan de Burgwal. Toen Nort de deur
openduwde klingelde een stel buizen dat als winkelbel dienst
deed. Helemaal achter in de winkel was een trap die naar de
eerste verdieping leidde.
Dirk kwam naast Nort staan in de kleine vrije ruimte temidden
van een bizarre verscheidenheid van uitgestalde
voorwerpen.
'Elia is ook kaartlegster,' zei hij gedempt.
'Hm!' deed Nort ge�nteresseerd.
Elia verscheen achter in de winkel. Door haar zuidelijke type
en de manier waarop ze zich kleedde leek ze op een
zigeunerin.
'Goeiedag!' groette ze, terwijl ze Nort met een vlugge blik
opnam.
'Dag Elia,' groette Dirk haar. 'Deze heer wou wat van je
weten.'
Ze wendde zich met een uitnodigend gebaar naar Nort. 'Ik
luister, mijnheer.'
'Kunt u de kaart voor me leggen?' vroeg Nort.
Elia was waarschijnlijk net zo verrast als Dirk door het
verzoek van Nort. Alleen liet ze dat niet merken.
'Zeker mijnheer,' antwoordde ze met een raadselachtig
glimlachje.
Ze bracht haar bezoekers naar de kamer achter de winkel. Ze
ging tegenover Nort aan een kleine tafel zitten. Elia haalde
de klaverenheer uit een spel kaarten en legde hem voor zich op
tafel.
'Dat bent u,' zei ze.
Ze nam de kaarten, liet Nort afnemen en schikte vervolgens
elke derde kaart in de vorm van een kruis rond de
klaverenheer, terwijl ze verklaarde:
'Hartenacht en schoppennegen... betekent blonde jonge vrouw in
moeilijkheden...'
'Nora...!' merkte Dirk half meesmuilend, half ernstig op.
Elia ging voort: 'Schoppenheer... een slechte kaart, mijnheer.
U hebt een machtige een gevaarlijke tegenstander... Maar met
hartennegen hangt toch het succes boven u.' Ze wees de
ruitenheer aan. 'U hebt daarbij de steun van een man in
uniform...'
'Vader!' zei Dirk al minder meesmuilend.
Elia legde klaverenvrouw neer: 'Donkerharige vrouw... zeer
twijfelachtig geval...' Haar vinger gleed naar de volgende
kaart, hartenzeven, en ze vervolgde:
'Er is ook een blond kind...'
Daarna voltooide Elia zwijgend het kruis en bleef een tijdlang
het geheel bekijken.
'Grote moeilijkheden, strijd en mislukkingen staan u te
wachten,' voorspelde ze, 'want de schoppennegen in de boze
hoek maakt elke uitslag onzeker.'
Voor Elia kwam er ook wat uit de boze hoek toen Nort een kaart
opnam die ze wat opzij had geschoven. Het was
schoppenvrouw.
'Wat zit daarachter?' vroeg hij.
Elia antwo ordde niet. Nort keerde even de rollen om en s peelde
op zijn beurt voor kaartlegger:
'Dat is een zwarte dame die me over de jonge blonde vrouw in
nood kan inlichten... En die schoppenvrouw bent u!'
Er volgde een stilte. Toen vroeg Elia effen:
'Wat wilt u weten?'
'U hebt een elektrisch straalkacheltje tweedehands aan Nora
Pinters verkocht. Hoe bent u aan dat kacheltje gekomen?'
Elia schoof de kaarten bijeen.
'Gekocht van een man.'
'Wie?'
'Weet ik veel... Moet ik elke klant zijn naam vragen?'
Ze schikte de kaarten tot een bundeltje. Nort schoof er een
bankbiljet bij en na een poos nog een tweede. Elia nam de
kaarten met het geld op en legde alles in de tafella.
'Het was Sam Suffie,' zei ze. 'U hoeft er echter niets
verkeerds achter te zoeken. Sam heeft wel een broertje dood
aan werken, maar gappen doet hij niet.'
Elia voegde er met nadruk aan toe: 'Ik verkoop nooit gestolen
waar.'
'Waar kunnen we die Sam Suffie vinden?' vroeg Nort.
'Dirk weet waar hij woont.'
Dirk wees Nort de weg naar een houten loodsje op een stuk
braakgrond buiten de stad. Rondom de hut was een diepe greppel
met een sloot. De ligging had kennelijk op de verbeelding van
Sam gewerkt en het visioen van een versterkt kasteel
opgeroepen. Je moest over een indrukwekkend lang houten
bruggetje om zijn bescheiden woning te bereiken. Boven het hek
stond geschilderd: VILLA SAM SUFFIE.
Toen ze de trekbel lieten klingelen kwam Sam ze tegemoet op de
brug. Hij droeg een schipperspet en een korte jekker en had
een ruige baard. Als je zijn figuur zag, begreep je meteen
waar zijn bijnaam vandaan kwam. Hij gaf de indruk er wat
suffig bij te lopen als iemand die het niet de moeite waard
vindt zich ergens voor in te spannen.
Sam nam de sigaar aan die zijn bezoeker hem aanbood. Nort gaf
hem vuur en vroeg:
'Sam Suffie, wil je me een dienst bewijzen?'
Sam keek op. Hij antwoordde op zijn dooie gemak: 'Graag... ',
maar voegde er voorzichtig aan toe: 'Als ik kan.'
'Waar komt het straalkacheltje vandaan dat je aan Elia hebt
verkocht?'
Sam kneep de ogen wat dicht, misschien vanwege de
sigarerook.
'Is er wat mis met dat kacheltje?' vroeg hij.
'Niet voor jou, Sam,' zei Dirk vlug.
Nort stelde hem gerust:
'Je hoeft alleen te vertellen hoe je er aan bent gekomen.'
'Het is op een gekke manier gebeurd,' vertelde Sam. 'Ik liep
door de Saffierstraat met een koffertje, waarin een halve kip
zat en een fles wijn voor mijn middagmaal. Bij een zijstraat
botste ik tegen een heer op die haastig de hoek omsloeg. Het
kwam vrij hard aan. De man duizelde. Hij liet het koffertje
vallen dat hij droeg. Ik zette het mijne neer om hem te
helpen. Uit een auto die stond te wachten kwam een fors
gebouwde man toelopen. Hij deed zenuwachtig en weerde me nogal
brutaal af. In de verwarring die daarop ontstond werden de
koffertjes verwisseld. Dat merkte ik pas toen het
achtergebleven koffertje openviel en ik het straalkacheltje
zag dat er in zat. De twee mannen waren intussen met de auto
verdwenen.'
'Zo kreeg ik het koffertje,' besloot Sam, 'maar mijn
middagmaal was foetsie. Ik heb het ding naar Elia gebracht.
Met het geld dat ik er voor kreeg heb ik weer een fles wijn en
een kip gekocht. Dat was mijn goed recht!'
Sam beschreef de man tegen wie hij was aangelopen als een vrij
lange en slanke jonge kerel met een zonnebril, een hoed en een
sportieve jas. Zijn helper had een meer gedrongen
gestalte.
Dirk vond het resultaat van hun onderzoek een beetje
teleurstellend. Toen Nort hem naar huis had gereden en ze in
de Duinstraat afscheid namen, zei hij:
'Ik snap er niets van... En u?'
'Het duurt wel even voor je wat tekening begint te zien in
zo'n legpuzzel,' zei Nort peinzend. 'Voorlopig vind ik alleen
dit aanknopingspunt: de man die door Sam van de sokken werd
gelopen zou dezelfde kerel kunnen zijn die later het
straalkacheltje uit dat raam...'
Nort stokte, want terwijl hij naar de overzijde van de straat
wees, verscheen Nora voor het raam, heel gewoon, alsof er
helemaal niets was gebeurd.
'Nora!' riep Dirk, die dezelfde kant uitkeek, omdat Nort
midden in zijn betoog was blijven steken. Ze gingen naar haar
toe.
'Ben je ontsnapt?' vroeg Dirk, brandend van nieuwsgierigheid.
'Of hebben ze je losgelaten?'
Nora keek zeer verwonderd:
'Wat bedoel je?'
'Twee mannen hebben je toch meegenomen en je straalkacheltje
gestolen!'
'Wat vertel jij nou, Dirk!' Nora lachte wat gedwongen. 'Ik
weet nergens van.'
Dirk wisselde een blik van verstandhouding met Nort. 'Ik heb
het gezien!' zei hij daarop tegen Nora.
Ze deed alsof ze zijn uitroep niet hoorde en wilde het raam
sluiten.
'Een ogenblikje, Nora!' Dirk hield het raam tegen. 'Mogen we
dat straalkacheltje even van dichtbij bekijken?'
'Nu niet, Dirk.'
'Je hebt het kacheltje niet meer,' daagde Dirk haar uit.
Nora keek beledigd.
'Juffrouw Pinters, wilt u zo goed zijn ons binnen te laten?'
kwam Nort tussenbeide.
Er ging zo'n rust van de man uit dat Nora zijn verzoek niet
kon afwijzen. Ze verkende met een schichtige blik de straat en
liet het tweetal binnen. In de kamer bleef Dirk verbluft naar
de grond kijken. Hij wist zeker dat Nora loog. Om haar in het
nauw te drijven had hij naar het kacheltje gevraagd. En daar
stond dat behekste ding voor hun voeten.
Nort bukte zich en onderzocht het apparaat met veel
belangstelling.
'Het schijnt dat u er radiomuziek mee kunt ontvangen,' zei
hij.
Nora knikte.
'Ik heb een zwak voor muziekinstrumenten en voor alle
toestellen waarmee mechanische muziek voortgebracht kan
worden,' bekende Nort met een glimlach. 'Het zou me genoegen
doen als ik uw muzikaal kacheltje eens mocht horen.'
Nora duwde de stekker in het stopcontact. De elementen
begonnen te gloeien, maar het kacheltje gaf geen geluid.
'Het werkt toch!' zei Dirk, niet begrijpend.
'Maar het speelt niet meer,' stelde Nort nuchter vast. 'Uit
met de kachelmuziek.'
Nora scheen erg in de war te zijn. Nort gaf haar de
vriendelijke raad:
'U doet er goed aan ons de waarheid te vertellen, juffrouw
Pinters.'
'We kunnen je niet helpen als je belangrijke dingen verzwijgt,
Nora,' probeerde Dirk haar te overreden.
Ze keek met een restje wantrouwen naar Nort.
'Wie is die heer?' wilde ze eerst weten.
'Axel Nort, een vriend van vader...'
'Politie!?'
'Een vriend van commissaris Talboom, meer niet,' stelde Nort
haar gerust.
'Waarom bemoeit u zich met deze zaak?'
'Nieuwsgierigheid is een van mijn gebreken,' antwoordde Nort.
'En om een jongedame te helpen, sta ik altijd klaar,' voegde
hij er galant aan toe, 'als ze dat wenst tenminste...'
Nora aarzelde nog steeds. Ze keek naar haar straalkacheltje.
Het stond geluidloos te gloeien zoals alle straalkacheltjes
doen. Teleurgesteld trok ze de stekker met een nijdige ruk uit
het stopcontact.
'Ik weet niet wat ze er mee uitgehaald hebben,' foeterde
ze.
'U bedoelt de twee kerels die u ontvoerd hebben,' zei
Nort.
Nora knikte: 'Ze hebben me beloofd dat ik mijn kacheltje terug
zou krijgen als ik zweeg. Net voor u met Dirk kwam hebben ze
het laten afgeven door een klein meisje uit de buurt. Ik wou
eerst niks zeggen, omdat ze hun woord gehouden hadden. Maar ik
heb mijn kacheltje niet teruggekregen zoals het was. Dat vind
ik gemeen...'
Nadat ze haar woede had gelucht vertelde Nora dat de twee
mannen met haar naar een afgelegen plek buiten de stad waren
gereden. Ze stapten uit en gingen een eindje van de auto af
fluisterend staan overleggen. Toen ze terugkwamen voer de
chauffeur tegen haar uit:
'Wat moest jij voor de duivel op de auto klimmen!?'
'Waarom gappen jullie mijn straalkacheltje?' beet Nora vinnig
terug.
'Dat is onze zaak,' antwoordde de tweede man.
Hij was jonger en langer dan de chauffeur. Hij droeg een hoed,
een donkere bril en een sportieve jas.
'Dat kacheltje krijg je terug als wij het niet meer nodig
hebben,' vervolgde hij. 'Op voorwaarde dat je over het hele
geval zwijgt als het graf.'
'We zullen je vinden als je kletst!' dreigde de chauffeur.
De begeleider nam zijn bril en sperde zijn ene oog wijd
open.
'Ik heb het boze oog,' waarschuwde hij. 'Ik zie alles.'
Het leek wel of hij een grapje maakte, maar ondanks zijn
betere manieren vertrouwde Nora hem nog minder dan zijn
onbeschofte maat. Hij gaf haar een sluwe en valse indruk.
'Daarna hebben ze me eindje teruggereden en vrijgelaten,'
besloot Nora haar verhaal.
Haar beschrijving van het tweetal klopte met die, welke Sam
had gegeven van de slanke jongeman en de chauffeur die hem
naar de auto had geholpen. Nort had wel duidelijk het verband
tussen die twee voorvallen geraden.
Tenslotte zei Nora nog dat ze een sigaretteaansteker had
opgeraapt die de chauffeur bij het uitstappen uit zijn zak had
laten vallen. Nort liet haar de aansteker op een stukje
vloeipapier leggen om de vingerafdrukken van de chauffeur niet
erger te beduimelen.
Toen ze Nort en Dirk uit liet vroeg Nora:
'Laat u me er alstublieft verder buiten anders brengt u me
vast in moeilijkheden.'
Waaruit bleek dat ze de bedreiging van haar ontvoerders niet
helemaal van zich had kunnen afzetten.
Voor de woning van Talboom nam Nort afscheid van Dirk. Hij
stapte in zijn auto, klaar om weg te rijden.
'Als u de zaak verder gaat onderzoeken en u kunt daarbij een
hulp gebruiken, zou ik er wel voor te vinden zijn,' zei Dirk
schoorvoetend.
Nort antwoordde niet dadelijk en zette een gezicht alsof hij
het verzoek ernstig overwoog.
'Ik studeer strafrecht en criminologie,' pleitte Dirk. 'Op die
manier zou ik wat ervaring op kunnen doen.'
'Wil je dan bij de politie, net zoals je vader?'
Dirk knikte. 'Maar niet bij de gewone politie. Dat besluit heb
ik vandaag genomen.'
'Zo zo.'
'Er blijven te veel misdaden ongestraft, mijnheer Nort,'
antwoordde Dirk zeer ernstig.
'En dat ga jij nu eens opknappen!'
Het klonk nogal ironisch. Dirk beet op zijn lip en kreeg een
kleur. Nort lachte en vroeg wat toeschietelijker:
'Wil je dan detective worden?'
'Ik heb er wel zin in... Daarom zou ik met uw goedvinden, er
graag bij zijn als u de zaak van het straalkacheltje verder
uitpluist...'
'Praat er eerst eens met je vader over,' besloot Nort het
gesprek, 'daarna zien we wel verder.'
Zodra zijn vader thuiskwam wilde Dirk hem alles vertellen.
'Ik heb Nort toevallig op straat ontmoet,' begon hij.
'Dat was geen toeval,' wees Talboom hem terecht. 'Ik heb je
daarstraks mijn bureau uitgestuurd omdat ik een dringend
onderhoud met iemand moest hebben.'
Dirk knikte. Hij wist nog al te goed hoe boos hij buiten was
gegaan.
Talboom ging verder:
'Die 'iemand' was Axel Nort. Hij is je nagereden nadat ik hem
over het geval Nora Pinters had ingelicht.'
Deze verklaring verraste Dirk, maar aan de andere kant
verwonderde hij zich er eigenlijk niet over. Integendeel, hij
begon de samenhang te snappen van dingen die hem eerst
onbegrijpelijk waren voorgekomen. Hij keek zijn vader
onderzoekend aan.
'Ik heb zo'n idee dat het straalkacheltje voor Nort heel wat
betekent,' zei hij.
'Hoe kom je daarbij?'
'Hij heeft er opvallend veel belangstelling voor.'
Talboom antwoordde niet, maar glimlachte goedgemutst. Dirk
maakte gebruik van de goede bui van zijn vader om te
vragen:
'Pa, zou je het goedvinden als ik Nort een handje help bij
zijn onderzoek? Ik krijg immers later zelf soortgelijk werk te
doen.'
'Wat vertel je me daar!'
'Ja!' antwoordde Dirk zonder met de ogen te knipperen. 'Ik ga
bij de recherche.'
Zijn vader snoof even en fronste de wenkbrauwen. Daarmee was
Dirk op glad terrein gekomen. Er heerst een soort naijver
tussen de verschillende politiediensten, al zijn ze meestal
verplicht samen te werken als ze een ernstig geval te
behandelen krijgen.
'Vind je dat beter dan de gewone politie?' vroeg Talboom langs
zijn neus weg.
Maar Dirk kende het gevaar en omzeilde de klip
diplomatisch:
'Ieder probeert het op zijn manier, pa. Ik geloof dat mijn weg
dezelfde richting uitgaat als die van Nort. Ik zou bij hem in
de leer kunnen gaan... Wat denk je?'
'Geloof je dat Nort daarvoor zal voelen?'
Dirk knikte met glinsterende ogen. 'Maar hij zei dat ik het
jou eerst moest vragen.'
Commissaris Talboom grinnikte even. Zijn zoon had zijn verzoek
zo fijntjes ingekleed, dat hij niet anders kon dan zijn
toestemming geven. Maar dat zei hij niet meteen. Hij vond dat
Dirk een beetje hard van stapel liep.
Terug naar de inhoudsopgave
Volgende (2e) hoofdstuk